
Stel je voor: een leerling raakt betrokken bij drugshandel. Wat zie je dan? Een dader? Of misschien ook een slachtoffer?
In mijn onderzoek naar de rol van het voortgezet onderwijs in het signaleren en voorkomen van zware en georganiseerde criminaliteit, wordt die vraag steeds urgenter.
Jongeren worden geronseld voor hand- en spandiensten, ingezet als uithaler in de haven, of onder druk gezet om drugs te verkopen. In juridische termen noemen we dit criminele uitbuiting: een vorm van mensenhandel waarbij jongeren systematisch worden aangezet tot strafbare feiten.
En precies daar zit het spanningsveld: jongeren die ogenschijnlijk ‘kiezen’ voor criminaliteit, blijken bij nader inzien vaak beperkt handelingsvrij. Dat maakt de grens tussen dader en slachtoffer niet alleen dun, maar ook gevaarlijk onduidelijk in de signalering ervan en hoe we hen vervolgens benaderen.
Scholen zijn een belangrijke plek om deze signalen op te vangen – mede omdat ze ook als wervingslocatie door criminele netwerken worden gebruikt. Toch blijkt uit mijn landelijke enquête onder onderwijsprofessionals dat velen de signalen moeilijk herkennen, of niet goed weten wat te doen als ze iets zien.
En dat is niet zo vreemd: signalen zijn vaak dubbelzinnig. Schoolverzuim, dure kleding, onrustig gedrag… het kán duiden op uitbuiting, maar ook op iets heel anders.
Wat je ziet aan de buitenkant, vertelt niet altijd het hele verhaal.
🎥 In deze video vertelt de moeder van Indy het aangrijpende verhaal van haar zoon. Het laat op schrijnende wijze zien hoe kinderen klem kunnen komen te zitten en toont hoe kwetsbaar jongeren kunnen zijn in zulke situaties.
Ik hoop dat zijn verdrietige verhaal bijdraagt aan bewustwording, erkenning en de bereidheid om jongeren te zien en helpen als ze afglijden – vóórdat het te laat is.
Het heeft mij in ieder geval enorm geraakt en nog meer doen voelen waarom ik me hiervoor inzet.


